Het zo zijn van dat wat is

Mijn leven en het ziekteproces dat ik nu doormaak dwingen mij veel tot het nadenken over aanvaarding.
In mijn berichten schemert dat regelmatig door en in mijn laatste bericht heb ik ook niet geschroomd daarover te schrijven.Toch schroom ik er over te schrijven, denk namelijk niet dat ik er veel nieuws beweer. Sterker nog, zeker in mijn ziekteproces nu lijkt het een cliché. Daarmee hoeft het niet aan waarde in te boeten, wel leidt de zeggingskracht en inspiratie eronder. Daarom zou ik aanvaarding hier graag willen koppelen aan breder inzichten, mijn belangstelling voor filosofe en de andere vormen waarin dit begrip aanvaarding gestalte hebben gekregen.

Vorig jaar al heb ik gesproken over Zijn en tijd van Heidegger. De grote filosofen van eind negentiende en begin twintigste eeuw zijn voor mij Martin Heidegger, William James en Ludwig Wittgenstein. Voor de goede orde, dat wil niet zeggen dat ik hun inzichten in alle opzichten kan delen, daarvoor zijn ze overigens ook te verschillend. Ik  noem ze de grootste omdat ik hun inzichten als de meest waardevolle beschouw voor de ontwikkeling van het denken in onze traditie gedurende de verdere ontwikkeling daarna, vanaf de twintigste eeuw tot nu toe. Het wil zeker ook niet zeggen dat ik ander filosofen ervoor of erna, of vanuit andere tradities als onze westerse minder waardeer. Een van de filosofen uit de Indiase traditie die ik hier in dit verhaal en juist vanuit het aspect aanvaarding van het "zo zijn van dat wat is" is Nagarjuna, een filosoof monnik van de 1e of 2e eeuw na Christus in India waarvan de inzichten in Azië en onschatbare invloed hebben gehad. Inzichten die op min of meer onafhankelijke wijze pas met de hiervoor genoemde drie filosofen van onze traditie van de begin twintigste eeuw tot stand konden komen na het door de verlichting bevrijd openbreken van onze openbaringstraditie.

Een lange en ingewikkelde inleiding om mijn belangstelling en aanmelding voor de cursus "Filosofische Onderzoekingen" van Ludwig Wittgenstein aan te kondigen. En pas nadat ik mijn belangstelling en enthousiasme voor Ludwig Wittgenstein heb kunnen uitleggen kan ik toekomen aan de connectie met Nagarjuna en de titel van deze pagina. Van Nagarjuna kan ik hopeloos weinig relevante informatie vinden. Zijn inzichten zijn ondergesneeuwd geraakt en overigens ook gemystificeerd en misvormd in de weidsheid van de Aziatische tradities, ons onbegrip ervan en, met de toegenomen interesse juist in deze "niet-westerse" tradities (sorry voor dit doelbewust gebruik van een wanbegrip) verregaand geromantiseerd,  en gemythologiseerd en daarmee, samen met de onvermijdelijke interculturele misverstanden verkeerd geïnterpreteerd. Ik wil op geen enkele wijze pretenderen dat ik daar onderuit kom. Over William James zal ik hier niet schrijven, maar ik kon hem in mijn visie op de grootste filosofen voor onze tijd niet achterwege laten, zijn naam wordt te weinig genoemd. William James wordt als onderdeel van de Amerikaanse traditie verregaand onderschat vanuit binnen onze zelfingenomen Europese traditie die een voorkeur lijkt te hebben voor teren op het eigen roemrijk verleden en weinig interesse toont in de Amerikaanse pragmatische traditie.

Dat wat is

Goed, Ludwig Wittgenstein dus. Er wordt altijd een onderscheid gemaakt tussen de vroege en de latere Wittgenstein. De vroege Wittgenstein is de schrijver van de "Tractatus". Het is geen leesbaar proza maar een verzameling bijna wiskundige of zelfs volledig wiskundige stellingen, en daarmee voor velen vrijwel onleesbaar. Ik pretendeer niet al deze stellingen volledig en soms zelfs gedeeltelijk te doorgronden.
De eerste en de laatste basisstelling meen ik wel te doorgronden, waarbij ik deze juist ook als stellingname op deze plaats in de tractatus meen te kunnen begrijpen.Belangrijk hierbij vind ik de achtergondkennis dat Wittgenstein deze Tractatus heeft geschreven als frontsoldaat voor het Oostenrijks leger, dus letterlijk in de stellingen en heel direct geconfronteerd met een werkelijkheid die zo is wat zij is. Met daarbij de opmerking  dat zijn aanwezigheid hier aan dit front gebaseerd was niet zozeer op noodzaak, tentijde van het uitbreken van deze oorlog leefde hij in het land van een van de tegenstanders, Engeland, en niets, noch zijn afkomst, nog zijn omgeving, noch zijn politieke overtuigingen dwongen hem. Het was zijn morele overtuiging dat hij de rol op zich moest nemen die hij vanuit zijn geboorteland  - in zijn eigen veronderstelling - meende op zich te moeten nemen. Zelfs was het zo, dat hij in de Oostenrijkse standencultuur allereerst een comfortabele rol  ver achter het front werd toebedeeld, en pas na lang aandringen de door hem gewenste risicovolle positie aan het front verwierf, alwaar hij overigens grote moeite had met de overige in zijn ogen gedemoraliseerde overige frontsoldaten. Dit onbegrip was overigens zeer wederzijds.

1. De wereld is alles, wat het geval is.
1.1 De wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen.
1.12 De wereld wordt door de feiten gedefinieerd en daardoor dat het alle feiten zijn.
1.13 Immers, het geheel van de feiten bepaalt wat het geval is en ook wat allemaal niet het geval is.
1.2 De feiten in de logische ruimte zijn de wereld.
1.13 De wereld valt in feiten uiteen.
1.21 Iets kan het geval zijn of niet het geval zijn en de rest kan hetzelfde blijven.

In de zeer uitgebreide stelling 2 worden de connecties uitgewerkt en verbonden via de voorwerpen met de dingen. De wereld wordt gedefinieerd als de totaliteit van de bestaande connecties. De werkelijkheid wordt gedefinieerd als het bestaan en niet bestaan van connecties. Aangezien de feiten afgeleid kunnen worden uit het bestaan van connecties is daarmee de werkelijkheid gedefinieerd als een verifieerbaar intersubjectieve waarheid. Precies het doel van Wittgensteins stellingnames.

7 Van wat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.
Deze stelling kent geen nadere uitwerking, het vormt het logisch einde van de Tractatus.

Voor Wittgenstein was zijn werk klaar, zijn logische uiteenzetting had alle verdere filosofie overbodig en zinloos gemaakt. Overigens is zijn verregaand wiskundige uitwerking in de Tractatus niet onopgemerkt gebleven, en vormde in zekere zin de basis voor de ontwikkeling van de computertechnologie, die machines die voor ons zo betrouwbaar registreren en communiceren over dat wat is, zonder zich zinloze vragen te stellen over het zo zijn ervan.. Turing, die aan de wieg stond van de moderne computer, heeft kort colleges van Wittgenstein gevolgd tot ze onenigheid kregen over de zinloosheid van een wiskundig vraagstuk, dus ach, wat is zinloos.
In mijn optiek zijn zijn stellingnamen een poging geweest tot het definiëren van “dat wat is” en was de wordingsgeschiedenis een diepgaande confrontatie met het “zo zijn” van dat wat is. De discrepantie die hij daarbij ervoer tussen zijn ervaringen en de logische stellingname en de inzichten die hij daarbij opdeed, hij ging deze confrontatie niet uit de weg, hebben hem geleid tot het logisch besluit in de laatste stellingname.

Lang heeft hij zich aan deze stellingname gehouden, wat hem precies gedreven heeft om zich toch weer in de filosofie te profileren is onduidelijk. In de zeer leesbare en boeiende biografie van Ray Monk wordt gesuggereerd dat een lezing van de Nederlandse wiskundige en filosoof Brouwer hier van grote invloed op is geweest. Brouwer was de grote vijand in de kringen die Wittgenstein bewonderen vanwege met de Tractatus en die de meer formele wiskunde aanhingen. De lezing was bij deze Wiener Kreis, waar Wittgenstein overigens weinig van moest hebben, en Wittgenstein was erbij aanwezig. Ook met de filosofie van Brouwer had Wittgenstein overigens weinig op. Waardoor Wittgenstein vermoedelijk diep is geraakt is de vrije omgang met het stramien van de logica en het openbreken va de rigiditeit van de "stellingname".

In ieder geval wordt het latere werk van Wittgenstein niet langer gekenmerkt door stellingnamen maar door uiterst minutieuze en voorzichtige "onderzoekingen".  Hij is daarbij nooit meer gekomen tot een afgerond boek, al zijn boeken zijn verzamelingen van eindeloos bijgeschaafde fragmentarische teksten. Er is eenvoudigweg niet meer een eenduidig en afgerond verhaal, en dat is in het geheel geen toeval. Ik zou het willen zien als het onderzoeken van de ervaringen van "het zo zijn van dat wat is".

Kenmerkend daarbij is de nadruk op het spelkarakter van het menselijk handelen, en vooral van de taal. daarbinnen. En kenmerkend voor dit spel is de ondefinieerbaarheid en veranderlijkheid ervan, kenmerkend voor een spel wordt namelijk gezien de veranderlijkheid van de regels. Een ondefineerbaarheid en veranderlijkheid die zich uitstrekt tot de gehele werkelijkheid.

En daarmee kom ik op het verband dat ik hierbij zie met de filosoof Nagarjuna. De doorbraak in de filosfische traditie van zijn wereld destijds bestond uit een afwijzing van iedere poging tot een eenduidig logische opbouw van de voorstelling van de wereld. Omdat naar zijn visie iedere logica gebaseerd was op een weerlegbare structuur die door de menselijke geest werd gelegd over een voor de mens onkenbare werkelijkheid. Daarmee was de logische structuur niet zozeer overbodig, wel was iedere volledigheids- of waarheids-claim onterecht en een misleiding van een directe ervaring van de werkelijkheid. Een werkelijkheid die in zijn geheel onkenbaar is, wel wordt beleefd, sterker nog, bewust kan worden beleefd maar daarbij voorbijgaat aan ieder menselijk vermogen tot verbeelding ervan, in welke zin dan ook.
Nagarjuna onderscheidt de werkelijkheid op twee niveau's zonder aan deze werkelijkheid enige substantie toe te kennen overigens, het is een kwestie van perspectief. Een alledaagse vergankelijke werkelijkheid van onderlingen wederzijdse afhankelijkheden en een ultieme werkelijkheid die deze alledaagse werkelijkheid overstijgt en waarin alle onderscheidingen wegvallen.

Meten is weten, weten is begrijpen, begrijpen is bewust zijn, bewust zijn is het in de werkelijkheid overstijgen van de werkelijkheid.

Als een schijnbaar logische samenhang had ik in dit in mijn blogbericht weergegeven:

Het is het project dat Wittgenstein in zijn Tractatus probeert uit te voeren. Alleen, het was van begin af duidelijk dat de logica slechts schijn is, een fraai bouwsel, maar zonder fundament, zonder enige mogelijkheid tot fundering.
Als het raamwerk al iets beschrijft, dan beschrijft het niet zozeer een logische opbouw als wel een proces van organische ontwikkeling, de onderdelen volgen niet logisch uit elkaar, ze zijn alle onderling en wederkerig afhankelijk van elkaar. Het suggereert misschien een fasering, een voorwaardelijke opbouw, het is niet zo.
Het zijn aspecten van het organisch leven dat wij vorm geven met ons bestaan, van vermogens zoals deze in de vermogens van onze waarneming liggen. Van geboorte tot dood zijn deze aspecten in ons bestaan aanwezig en beschikbaar. In ons bestaan kunnen wij in deze aspecten groeien. Groeien in het zo zijn van dat wat is. Voor zover we kunnen weten groeien de aspecten in elkaar en vallen erna weer uit elkaar. Althans, zo benoemen we het hier voor even, "aspecten", hecht er niet aan.

Zandkastelen bouwen

We weten helemaal niet wat we meten (kwantumfysica betekent dat we meetgegevens verzamelen over dat wat we fysica noemen, en dat noemen we wetenschap), en als we al weten wat we niet weten, en zelfs dat niet kunnen weten, wat kunnen we dan nog begrijpen, wat is dan ons bewust zijn? Volgens Nagarjuna is alles vergankelijk, en als alles vergankelijk is, dan is er nergens vastigheid, er is geen substantie, zoals dat wordt genoemd. We meten daarmee in de mist, een beeld dat ik in deze blog ook vaak heb aangehaald in verband met de medische zorg bij mijn ziekte. We weten niet wat we meten, van wat we meten weten we niets, en zelfs dat niet. Er is Nagarjuna dan ook verweten dat hij een nihilist is, iemand die nergens in gelooft. En dat is niet het geval, want voor Nagarjuna is dit niets niet niets. Juist het bewustzijn van deze nietigheid van alles is het bewustzijn dat zichzelf overstijgt. En daarmee treden we buiten het domein van datgene waarover gesproken kan worden....

Voor Nagarjuna verschilt de werkelijkheid van deze vergankelijke wereld, het Samsara niet van de ultieme werkelijkheid van de verlichting, het Nirvana. Dit is zijn filosofie van het midden, zijn uitleg van de Volmaakte wijsheid, de wijsheid voorbij alle wijsheid. De praktijk die hij propageert bestaat uit een erkenning van de beide aspecten van deze onkenbare werkelijkheid als de keerzijden van eenzelfde medaille, Samsara is Nirvana, de aanvaarding van de vergankelijkheid is de verlichting. Nagarjuna propageert als boeddhistische monnik meditatie als oefening om deze identiteit te "realiseren", en dat wil zeggen niet enkel cognitief als filosofie, maar als volledige mens, in geheel het bestaan.
De filosofieën en logische structuren waarmee hij afrekent wil hij daarmee niet bestrijden. zijn volmaakte wijsheid, zowel als alle wijsheden waaraan deze voorbij wenst te gaan, vormen alle onderdeel van de voorlopige alledaagse en vergankelijke werkelijkheid en er dient niet aan te worden gehecht.

De overgang van de vroege Wittgenstein naar de late Wittgenstein beschouw ik als een overgang waarbij hij tot op zekere hoogte tot vergelijkbare inzichten is gekomen van het karakter van alle menselijke "kennis". Inzichten die hij in mijn optiek in meer of mindere mate deelt met de andere door mij benoemde "grote westerse filosofen" en die in onze filosofische traditie vooral bij de postmoderne stroming ingang hebben gevonden.

Zo zijn en aanvaarding

En daarmee kom ik terug op het "zo zijn van dat wat is". Een o zo voorzichtige uitspraak over de werkelijkheid. Waarin voor mij  "dat wat is" een duiding is van het onkenbaar en ondefinieerbaar zijn van de werkelijkheid. Het" zo zijn" een duiding is voor de menselijke houding van zowel onvermijdelijke als inspirerende aanvaarding van de werkelijkheid. Oefening hierin is bepaald geen centraal thema voor filosofie, des te meer voor religie.
Deze voorzichtige uitspraak vind dan ook een pedant in de christelijke leer van het lijden. Dat wat is, niet anders dan het "as zijt gij". In de Christelijke leer wordt dit lijden voor ons gedragen door Christus maar staat daarbij symbool voor iedere menselijke aanvaarding van het lijden als een inherent aspect van het menselijk bestaan. In deze aanvaarding schuilt de verlossing.
Daarmee staat de symboliek van het kruis niet zover af van de symboliek en de Aziatisch praktijk van de meditatie, beide zijn bedoeld als oefening in de verzoening met het lijden van deze wereld en de identificatie hiervan met de verlossing.

Aanvaarding is niets anders dan het onderkennen van het zo zijn van dat wat is, inclusief het leven, sterker, beginnend bij het leven zoals ik dat ervaar en waar ik mij mee identificeer.Het klinkt simpel, maar het is o zo moeilijk, want hoe vaak wil ik niet dat wat is niet is wat het is, maar dat het anders is. En hoe vaak hecht ik niet aan dit verlangen dat het niet is zoal het is, het kan zoveel beter zijn dan dat het is.  Zo is het toch, het begint toch met ambitie? En we leven toch op door hoop? Hoop en werken aan een betere wereld? In de traditie die met de filosofie van Nagarjuna is gegrondvest, is de uiteindelijke verlichting enkel mogelijk voor de gehele werkelijkheid. De werkelijkheid is immers onscheidbaar, mijn bestaan is slechts een onscheidbare druppel in de oceaan. Het is een illusie dat mijn lijden en verlichting los zou kunnen staan van het lijden en de verlichting van anderen. Die ambitie, deze verwachting van de realiteit van een verlichte wereld, me dunkt, dat lijkt aardig wat. Maar goed, dat hadden we al aangegeven,het  is ook geen sinecure, het betekent wel dat we ons in onze inzet niet afhankelijk op hoeven stellen van anderen. Of zoals mijn tante mij  als kind me kernachtig  onder de neus kon wrijven toen ik mij zelf als de wijsneuzige wereldverbeteraar van mijn neef meende te moeten profileren: "verbeter de wereld, begin bij jezelf". Die confrontatie was welgemikt en ongemakkelijk en is me altijd bijgebleven, hoewel ik er lang niet altijd naar leef.

Zo zijn van dat wat is

Het zo zijn van dat wat is, de aanvaarding van de onherroepelijkheid van de vergankelijkheid van mijn bestaan, en alle verwondering, vreugde, lijden en verdriet die daarmee samenhangen, het leven waarderen. Natuurlijk ben ik daar in mijn ziekteproces nu veel mee bezig, de inspiratie voor mij is hierbij niet zozeer de vergankelijkheid waar naar wordt verwezen, maar in het (kunnen blijven) waarderen van het leven vanuit die beleving van de vergankelijkheid. Want vanuit die beleving en de aanvaarding van alle frustratie die daarbij ontstaat, ben ik in staat om dit leven nog meer te waarderen, me nog meer te verwonderen over dat wat is, me met de eindigheid van mijn eigen vermogens te verzoenen, en telkens weer te kunnen genieten van de vermogens die mij wel ter beschikking staan. En te beseffen dat mijn geluk niet zozeer afhangt van mijn individuele belevingen of "prestaties", het besef dat mijn bestaan wordt gedragen vanuit het gehele bestaan. Geluk hangt samen, hangt samen met het delen van dit korte vergankelijke geschenk dat ik identificeer met mijn leven. In vreugde en verdriet, lief en leed, met anderen, zoveel als in mijn vermogen en in de vermogens van de anderen ligt. Met vallen en op staan, zoals mijn leven nu eenmaal niet anders kan zijn zoals dat is.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten